Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

KC23-013 03 april 2023

Onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klaagster]
Instelling : Pro Persona
Klachtnummer : KC23-013
Datim ontvangst klacht : 20 maart 2023
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Datum hoorzitting : 29 maart 2023
Datum uitspraak : 03 april 2023

 

  

Aanwezig bij de hoorzitting

[XX] (klaagster)

 

[XX] (psychiater/verweerder 1)

[XX] (psycholoog en regiebehandelaar/verweerder 2)

 

[XX] (voorzitter)

[XX] (psychiater)

[XX] (verpleegkundige)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Beschrijving van de klacht

De klacht houdt samengevat in dat klaagster het niet eens is met de verplichte medicatie die toegediend wordt bij haar broer.

 

 

Bevoegdheid klachtencommissie

Klager heeft een klacht ingediend over een situatie als bedoeld in artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: ‘Wet verplichte ggz’). De klachtencommissie is op grond van artikel 10:1 lid 2 van de Wet verplichte ggz bevoegd om uitspraak over deze klacht te doen.

 

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 9 maart 2023 een klachtenformulier ontvangen inzake verplichte zorg. Dezelfde dag heeft de klachtencommissie om aanvullende informatie verzocht aan klaagster. Deze aanvulling is ontvangen op 20 maart 2023. Op die dag is de klacht in behandeling genomen en zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klacht en uitgenodigd voor een hoorzitting.

 

De klachtencommissie heeft op 24 maart 2023 het verweer ontvangen en diezelfde dag doorgestuurd naar partijen. De digitale hoorzitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2023. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunt toegelicht. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat de uitspraak uiterlijk op 3 april 2023 per mail aan partijen zal worden gezonden.       

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht en toelichting op de klacht;

-           Verweerschrift;

-           Behandelplan d.d. 04-01-2023;

-           Beschikking zorgmachtiging d.d. 17-03-2022 en 23-02-2023;

-           Informatiebrief zorgmachtiging d.d 14-03-2023;

-           Bevindingen GD d.d. 07-03-2022 en 08-02-2023;

-           Beslissing verlenen verplichte zorg d.d. 09-12-2022, 14-12-2022 en 24-02-2023;

-           Medische verklaring d.d. 07-02-2023;

-           Zorgkaart d.d. 28-02-2022 en 24-01-2023;

-           Zorgplan d.d. 01-03-2022 en 24-01-2023;

-           Medicatielijst;

-           Decursus 05-01-2023 t/m 21-03-2023;

-           Rapportage verpleegkundige d.d. 07-02-2023.

 

 

Feiten

De broer van klaagster is een [leeftijd] man bekend met psychotische decompensatie. Er is nog geen sprake van een duidelijke diagnose.                         

 

Cliënt ontvangt verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging met een ingangsdatum van 23 februari 2023 en met een expiratiedatum van 23 augustus 2023.

 

 

Verslag van de hoorzitting

 

Standpunt van klager

Klaagster benadrukt dat de klacht niet direct gericht is tegen de betrokken behandelaren. De onvrede over de medicatie speelt al lang maar de klacht is nu ingediend omdat klaagster sinds januari 2023 mentor is van haar broer. Haar broer krijgt al lange tijd medicatie. Hij is het hier niet mee eens. Ook de familie wil niet dat client medicatie krijgt omdat er nog geen duidelijke diagnose is gesteld. Ook zien ze geen vooruitgang in het toestandsbeeld van cliënt als gevolg van de medicatie. De familie is al lang in gesprek met behandelaren over de medicatie maar voelt zich onvoldoende gehoord en serieus genomen. Nu er twijfel bestaat over de diagnose en verder diagnostisch onderzoek nodig is om een beter beeld te krijgen, vraagt klaagster zich af waarom er dan wel al medicatie gegeven wordt. Zij benoemt dat haar broer voor de start van de medicatie verward was maar er was wel contact mogelijk. Zij ervaart haar broer nu als afgestompt in de communicatie.  

 

Standpunt van verweerder

Verweerder 1 is de nieuwe behandelaar. Hij was aanwezig bij de intake vertelt hij ter zitting. Er staat een afspraak gepland met client voor volgende week maandag. Daarbij zal ook klaagster aanwezig zijn. Verweerder betreurt het dat klaagster niet gewacht heeft tot het afstemmingsgesprek maar gekozen heeft voor de route van de klachtencommissie. Verweerder vertelt dat medewerkers van het FACT team bij het eerste zorgafstemmingsgesprek op 16 januari 2023 juist aangegeven hebben dat ze een significante voortuitgang zagen in de communicatie met cliënt ten opzichte van de ambulante situatie. De switch van Paliperidon naar olanzapine heeft dit opgeleverd aldus verweerder 1. Behandelaren constateren dat cliënt meer toekomt aan ontwikkelingsvragen over hoe hij aardig kan doen tegen anderen en hoe hij moet omgaan met zijn seksualiteit. Cliënt is meer in gesprek dan voorheen aldus verweerder 1. Er is een duidelijke groei zichtbaar. Ondanks dat de diagnose nog niet volledig is, is er wel sprake van psychotische kwetsbaarheid aldus verweerder 1. De vraag is nog waar dit vandaan komt. Dit zal verder onderzocht worden. Verweerder 1 benoemt dat men probeert de meest optimale medicatie te vinden om de verwardheid in denken zo goed mogelijk te behandelen en hiermee aan te sluiten bij de wensen van cliënt voor verder herstel.

 

Verweerder 2 vult aan dat ze cliënt twee keer heeft gesproken. Zij is bekend met de geschiedenis van cliënt en benoemt dat ze op de hoogte is van het feit dat de familie zich onvoldoende gehoord voelt. Ze benadrukt dat zij het belangrijk vindt de familie te betrekken bij de behandeling. Verweerder 2 constateert ook dat cliënt assertiever en alerter is in contact. Hij stelt ook meer vragen vertelt zij.

 

Op een vraag van de klachtencommissie geeft verweerder 1 aan dat er geen twijfel is over de psychotische kwetsbaarheid van cliënt en dat medicatie noodzakelijk is voor herstel. Vervolgonderzoek is gericht op het verkrijgen van duidelijkheid wat er verder nog gedaan kan worden om die psychotische kwetsbaarheid te verkleinen.

Verweerder 2 vult aan dat gesignaleerd wordt dat cliënt met zijn gedrag onrust afroept bij anderen waar hij dan zelf ook weer last van heeft. Cliënt ziet slecht maar draagt geen bril. Daardoor komt hij vaak te dicht bij anderen en dat wekt agressie op. Cliënt heeft wel een bril gehad maar heeft die kapot gemaakt. Ook kan cliënt in contact met anderen de plank weleens misslaan vertelt verweerder 2 waardoor er miscommunicatie ontstaat. Cliënt kan zich soms geen houding geven en weet onvoldoende hoe hij om moet gaan met anderen.  

 

De voorzitter vraagt aan klaagster of zij bekend is met het ernstig nadeel dat kan ontstaan als haar broer geen medicatie krijgt. In het medisch dossier staat vermeld dat cliënt aliens ziet, denkt dat het water vergiftigd is en angst heeft om vermoord te worden. Ook belt hij regelmatig 112 en is er sprake van seksueel grensoverschrijdend naar jonge meisjes en vrouwen.

Klaagster vertelt dat zij vorige week een gesprek heeft gehad met de wijkagent die betrokken was bij de gedwongen opname. De wijkagent vertelde dat hij geschrokken was van de situatie. Er was wel een melding gedaan van seksueel overschrijdend gedrag maar geen aangifte dus ook geen veroordeling. Klaagster is van mening dat er niet duidelijk is wat er precies is gebeurd maar het wel verstrekkende gevolgen voor haar broer heeft. Klaagster vertelt dat haar broer vanaf 12 jaar veel in instellingen heeft gewoond. Er was geen vader betrokken bij de opvoeding dus haar broer heeft geen voorbeeld gehad hoe om te gaan met vrouwen. Klaagster vindt het beeld dat geschetst wordt over haar broer te negatief. Ze herkent wel de seksueel gerichte vragen maar niet het beeld dat hij de straat opgaat om jonge meisjes lastig te vallen. Klaagster ziet haar broer als slachtoffer van de buurt. Hij heeft een verwarde blik en wordt daardoor veel gepest in de buurt. Klaagster vindt dat daar te weinig aandacht aan wordt gegeven.

 

Op een vraag van de commissie antwoordt klaagster dat haar broer aanvankelijk wel ambulante begeleiding heeft geaccepteerd van [naam] maar dit later beëindigd heeft omdat hij teleurgesteld was in de begeleiding. Daarna is de ambulante zorg niet meer gelukt aldus klaagster. Ze erkent dat haar broer hulp nodig heeft. Ze vindt dat haar broer nooit bij zijn oma terecht had moeten komen en ziet de oorzaak van de situatie gelegen bij externe omstandigheden.

Klaagster ziet de door verweerders genoemde verbeteringen in het toestandsbeeld van klager niet. Toen haar broer geen medicatie innam was hij ook vrolijk en was de communicatie goed aldus klaagster. Haar broer was bang dat hij verkeerd behandeld werd en nam daarom regelmatig zijn medicatie niet in. Klaagster vertelt dat haar broer voor deze opname ook al een keer opgenomen is omdat hij de medicatie niet innam. Na ontslag uit de kliniek was de familie erg geschrokken van het toestandsbeeld van cliënt. Hij leek een zombie en trilde enorm aldus klaagster. Haar broer heeft de afgelopen periode veel verschillende medicatie gekregen. Daar is de familie het niet mee eens. Het geeft hen het gevoel dat hij als proefkonijn gebruikt wordt. Naar de familie communiceert haar broer wel adequaat vult zij aan.

Verweerder 1 beaamt dat het vaak een zoektocht is om goede medicatie te vinden. Het is soms kiezen tussen werking en bijwerking. In de rapportages is niet terug te vinden dat cliënt aangeeft last te ervaren van het olanzapine depot verklaart hij ter zitting. Medicatie is nodig om terugval in oud gedrag te voorkomen benadrukt hij.

Verweerder 2 toont begrip voor de beleving van klaagster en haar familie en benadrukt dat er veel nare dingen zijn gebeurd in de afgelopen lange jaren. Zij uit de hoop dat behandelaren gedurende deze opname hierin van betekenis kunnen zijn voor haar broer en familie.  

 

Aan de orde komt nog dat er na wisseling van zorgverantwoordelijke op 1 maart 2023 geen 8.16 en 8.9-brief is uitgereikt.

 

Daarna sluit de voorzitter de vergadering onder dankzegging van deelname aan de hoorzitting.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen door de persoon die zorg krijgt op grond van de Wvggz, of diens vertegenwoordiger. Aangezien de klacht is gericht tegen de uitvoering van de verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 8.9 Wvggz, is de klacht ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klaagster is wettelijk vertegenwoordiger van haar broer. Haar broer is een [leeftijd] man bekend met recidiverende psychoses, opgenomen bij de [naam instelling] op de [naam afdeling]. Klaagster geeft aan dat haar broer meerdere malen heeft verklaard dat hij niet akkoord gaat met de medicatie en het gevoel heeft door de medicatie eerder achteruit te gaan. Ook zijn er twijfels bij haar broer en klaagster over de diagnose omdat er opnieuw diagnostisch onderzoek wordt gedaan.

 

Verweerder 1 geeft aan dat bekend is dat klaagster vragen heeft over het medicatiebeleid en in het verlengde daarvan over de diagnostiek. De inhoud van het behandelplan is besproken met klaagster.

Verweerders zijn bezig met (proces)diagnostiek, waaronder het opvragen van dossierinformatie, psychiatrisch onderzoek en ter aanvulling psychologisch onderzoek. Verweerder verschilt van mening met klaagster over het feit dat haar broer in functioneren achteruit is gegaan sinds zijn opname op de [afdeling]. Verweerder ziet een positieve verandering in het functioneren en de ontwikkeling van cliënt sinds zijn opname. Dit wordt bevestigd door de ambulante behandelaren in de zorgafstemmingsgesprekken. 

 

Uit het zorgplan blijkt een voorgeschiedenis van cliënt met vroege traumatisering (verwaarlozing en mishandeling) en onveilige hechting (langdurig verblijf in pleeggezinnen, crisisopvangplaatsen en jeugdinrichtingen en het gebruik van middelen (alcohol en softdrugs). Recidiverende psychoses met religieuze wanen worden door cliënt niet erkend, waardoor hij medicatie dan ook onnodig vindt. In het verleden is gebleken dat cliënt fors agressief kan reageren tijdens psychotische ontregeling waarbij o.a. mishandeling van 2 personeelsleden bij [naam instelling] heeft plaatsgevonden. Aanleiding voor plaatsing op de [naam instelling] was een veroordeling naar aanleiding van aangifte van zijn oma over bedreiging met een mes. Het sociaal netwerk van cliënt beperkt zich tot zijn zus (klaagster) en oma. Bij klaagster en oma is beperkte erkenning voor het probleem van cliënt waardoor de noodzaak van medicatie niet wordt gezien.

 

De commissie kan de inhoudelijke overwegingen van verweerder als passend kwalificeren. Het ernstig nadeel van de broer van klaagster is gelegen in de toegenomen wanen waardoor klager angstig is en er agressie naar derden kan optreden. Als gevolg van zijn grensoverschrijdend gedrag naar meisjes en jonge vrouwen kan cliënt mogelijk ook agressie over zichzelf oproepen. Zonder medicatie komt cliënt niet toe aan ontwikkelingsvragen en blijft het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen bestaan. De behandeling met medicatie bestrijdt dit ernstig nadeel. Dit blijkt uit de voortgang die geconstateerd is door verweerders en de ambulante behandelaren. De psychotische kwetsbaarheid staat niet ter discussie, klaagster erkent dat haar broer hulp nodig heeft. Verweerders geven aan dat de verbetering in gedrag een gevolg is van de medicatie.    

De commissie acht de klacht van klaagster is ongegrond.

 

Wat betreft de formele aspecten van de verplichte zorg stelt de commissie vast dat deze voldoen aan de wettelijke vereisten die hiervoor zijn gesteld. De verplichte zorg is besproken met cliënt en op schrift uitgereikt door de behandelend psychiater en (waarnemend) zorgverantwoordelijke op 24 februari 2023. 

 

In de kennisgeving verplichte zorg, uitgereikt op 24 februari 2023 staat vermeld dat psychiater [naam] de zorgverantwoordelijke is. Bij de ondertekening staat echter dat de 8.9-brief is opgesteld door de waarnemend zorgverantwoordelijke. Tijdens de hoorzitting is gesproken over het vertrek psychiater [naam] en de vraag gesteld wie de huidige zorgverantwoordelijke van cliënt is. In die situatie had een 8:16 Wvggz brief uitgereikt moeten worden aan cliënt vanwege de overdracht van zorgverantwoordelijkheid. En inherent daaraan een nieuwe uitreiking van de kennisgeving verplichte zorg door die nieuwe zorgverantwoordelijke (8:9 Wvggz).

Enkele uren na de hoorzitting heeft de klachtencommissie een mail ontvangen van verweerder 1 waarin vermeld staat dat de ter zitting aangegeven informatie hierover niet klopt. Verweerder 2 was op 24 februari 2023 zorgverantwoordelijke en is dat nu nog. Er heeft geen wijziging van zorgverantwoordelijke plaatsgevonden dus er is geen sprake van vormfouten.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

 

 

Aldus besloten,

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz klachtencommissie

Datum: 03 april 2023

Aantal bladzijden: 6